Vroeg of laat worden we allemaal geconfronteerd met het overlijden van een geliefde. Christenen krijgen hier meer mee te maken dan anderen omdat wij tot een hele grote familie behoren: de kerk. In het lichaam van Christus zegent God ons met heel veel broers, zussen, vaders en moeders – allen met wie we geestelijk verbonden zijn (Mk.3:31-35). Allemaal moeten we rekenen met de dood. Op een dag worden we met ons eigen einde geconfronteerd, maar gaandeweg maken we ook mee dat geliefde vrienden en familieleden uit dit leven vertrekken naar het volgende leven. De dood is een echte vijand – een angstaanjagende vijand – ‘De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood’ (1 Cor.15:26). Altijd is de dood afschuwelijk. Het brengt altijd zorg. Er is ook niets mis met verdriet als je de dood in de ogen kijkt. Jezus zelf huilde om de dood van zijn vriend Lazarus (Joh.11:35). God heeft ons zo geschapen dat de dood voor ons onnatuurlijk is. We zijn bedoeld om te leven. Maar als we een geliefde verliezen die gelovig is, moeten we een belangrijke waarheid onthouden die ons zal helpen om met het verlies goed om te kunnen gaan. Verdriet zal ons zeker overvallen, maar door Gods genade zal het er ons niet onder krijgen. Deze waarheid voert ons in het hart van het christelijke geloof en biedt ons een inkijk in de persoon van Christus, de God-mens.
Jezus wil jou
In Joh.17:24 lezen we dat, als een geliefde van ons sterft, een intiem en biddend uitgesproken overdenking ons hart mag beroeren. Laat zorgvuldig op je inwerken wat daar gezegd wordt: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld’ (HSV) Als mens had Jezus bepaalde verlangens. Hij had verlangens op aarde; Hij had ze ook in de hemel. Hier heeft Jezus een verlangen dat hij naar zijn Vader uitspreekt. Hij heeft het, zoals hij daarvoor al zo vaak heeft gedaan, over degenen die de Vader hem heeft gegeven (zie Joh.6:37, 39; 10:29; 17:6, 9). Diegenen die de Vader aan Christus heeft gegeven zijn de schapen voor wie de Goede Herder zijn leven opoffert (Joh.10:11). Jezus bidt tot de Vader voor zijn geliefde schapen in het hogepriesterlijke gebed van Joh.17, en hij blijft voor hen bidden tot op vandaag (Rom.8:34). En wat is Jezus’ verlangen? Hij verlangt dat zijn mensen bij hem zijn. Jezus is volmaakt gelukkig en tevreden als hij regeert vanuit de hemel, maar volgens dit gebed in Joh.17, heeft hij nog steeds een onvervuld verlangen: dat zijn mensen hem vergezellen in het huis dat hij al voor hen heeft klaargemaakt (Joh.14:2-4).
Wij mogen wel verliezen, maar Jezus wint
Als een broer of zus in de Heer sterft dan moeten we ons eerst te binnen brengen dat de Vader Jezus’ gebed heeft verhoord. God is soeverein als het gaat om de sterfdatum van onze geliefden en hij heeft bedoelingen die wij nooit kunnen begrijpen (Deut.32:39; Jak.4:15), maar we mogen vasthouden aan de waarheid dat Jezus zijn Vader heeft gebeden om zijn mensen Thuis te brengen. Als een christen sterft, willigt de Vader een verzoek van zijn zoon in die hij voor het eerst zo’n 2000 jaar geleden bad in de nacht voordat hij zijn leven gaf voor de zijnen. Wij kunnen op zijn minst dit geweldige zeggen: als een geliefde sterft, wint Jezus veel meer dan wij hebben verloren. Ja, we hebben verloren. We zullen in dit leven nooit meer in het goede gezelschap met die broer of zus delen. De zwaarte van het verlies gaat vaak onze woorden te boven. Maar het verlies gaat nooit Jezus’ woorden te boven: ‘Vader, ik wil dat ook zij, die u mij gegeven hebt, hier met mij zijn waar ze mijn majesteit kunnen zien…’
Eeuwige vreugde boven het graf uit
Jezus weet dat hij een majesteit bezit die ver uitgaat boven alles wat deze wereld te bieden heeft. Hij weet dat echt contact met hem meer waard is dan miljoenen werelden. Hij weet dat het zien van zijn majesteit niemand onbevredigd achterlaat. Jezus wil graag dat zijn kostbare heiligen waar, eeuwig geluk met hem gaan ervaren. We ervaren vele genoegens in dit leven, maar niets haalt het bij de pure vreugde van ongehinderde gemeenschap met Jezus. We zijn bestemd voor onuitsprekelijke vreugde in zijn nabijheid.
Een antwoord op het gebed
Als jij een geliefde in de Heer verliest aan de Heer, dan verlies je inderdaad – in ieder geval voor nu. Maar die broer of zus heeft gewonnen, evenals Jezus (Fil.2:20-23). We zullen genoeg tranen vergieten, maar al die tranen die van onze wangen glijden zullen zich vermengen met vreugde als we ons realiseren dat de dood van onze geliefde niets minder is dan de verhoring van Jezus’ gebed. De dood van een geliefde in de Heer betekent een van de grootste testen voor ons geloof. Kunnen we erop vertrouwen dat onze geliefde beter af is met de Geliefde? Zullen we geloven dat de zoon van God de vruchten van zijn werk voor zondaren gaat binnenhalen? Als we dat doen, is ons verdriet goddelijk verdriet en zal Jezus ons verdriet veranderen in grote vreugde (Joh.16:20). ‘Kostbaar is in de ogen van de Heer de dood van zijn heiligen’ (Psalm 116:15), en dat kan het ook voor ons zijn als we ons vastklampen aan de hoop dat de dood het nooit zal winnen (1 Cor.15:54–55). Jezus bezorgde zichzelf zoveel verdriet dat wij nooit meer hopeloos verdriet hoeven te ondergaan als we met sterven geconfronteerd worden. Ten diepste is de dood een verhoring van Jezus’ gebed.