Waarom zonden belijden aangezien ze toch al vergeven zijn?

Waarom moeten we steeds weer onze zonden belijden, die zijn toch allemaal al in Christus weggedaan? Deze vraag wordt regelmatig gesteld.

De redenering is dan ongeveer zo: ‘ik begrijp iets uit het werk van Christus niet. Al onze zonden – uit het verleden, heden toekomst – zijn in Christus vergeven en toch worden we opgeroepen ze blijvend te belijden? Ik denk dan vooral aan de ‘Het is volbracht’ uitspraak in Johannes 19:30 en de verbazingwekkende werkelijkheid dat Christus ‘al onze zonden heeft kwijtgescholden en het document waarin wij werden aangeklaagd uitgewist en vernietigd’ (Kol.2:13-14). Maar vervolgens worden we in 1 Joh.1:9 wel opgeroepen tot voortdurend belijden van onze zonden. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?’

Volledig betaald

Wat in de vraag in ieder geval goed naar voren komt is de onmetelijke grootheid, pracht, waarde en het verbazingwekkende karakter van wat Jezus aan het kruis ‘voor de schapen’ (Joh.10:15) voor eens en altijd heeft gedaan, toen Hij stierf en weer opstond uit zijn graf.

Met andere woorden, met de dood van Jezus , heeft God een heel speciale bedoeling willen realiseren, namelijk het bijeenbrengen van een kudde voor zichzelf, inclusief het ons schenken van geloof, onze eenwording met Christus, de vergeving van al onze zonden (uit verleden, heden en toekomst), ons eeuwige gerechtigheid voor God als aangenomen kinderen en nieuwe schepselen in Christus en dat voor eens en altijd door Jezus. Dat is wat God allemaal voor ogen stond toen Christus stierf en weer opstond in plaats van zijn zondige kudde schapen.

Dat is het geweldige van Christus’ werk. Daarover lees je in Joh.19:30: ‘Het is volbracht’ en in Kol.2:13-14: ‘U was dood door uw zonden en door uw onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen hij ons al onze schulden kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en vernietigd door het aan het kruis te nagelen’.

Dit zijn maar een paar van de meest verbazingwekkende teksten uit de Bijbel die beschrijven wat er met onze zonden, die we nooit konden betalen, is gebeurd: vernietigd, aan het kruis genageld. Er zijn er veel meer van:

  • Hebr.7:27: ‘Hij hoeft niet, zoals de andere hogepriesters, elke dag eerst offers op te dragen voor zijn eigen zonden en dan voor die van het volk; dat heeft hij immers voor eens en altijd gedaan toen hij het offer van zijn leven bracht.
  • Hebr.9:26: ‘want dan zou hij sinds de grondvesting van de wereld telkens opnieuw hebben moeten lijden. Nee, hij heeft zich bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard, om met zijn offer de zonde teniet te doen.
  • Hebr.10:14: ‘Door deze ene offergave heeft hij hen die zich door hem laten heiligen voorgoed tot volmaaktheid gebracht.

De Hebreeënbrief is hier heel goed in. Je hoort er het ‘voor eens en altijd’, ‘niet nog een keer’ en ‘voorgoed’ heel duidelijk in terug.

Niet nog een keer in de geschiedenis, niet nog een keer in de roomse mis, niet nog een keer in bepaalde protestantse godsdienstige gebruiken waarmee we het proberen als de doop. Voor eens en altijd: volbracht, klaar, de schuld is volledig betaald, daar kan niets aan toegevoegd worden, dat kan niet verbeterd worden. Dat is het glorieuze doel dat Christus bereikte toen Hij voor ons aan het kruis stierf.

De grote vraag is dan vervolgens natuurlijk: ‘als de dood van Christus de vergeving van alle zonden van heel Gods volk van alle tijden betekent, wat bedoelt 1 Joh.1:9 dan als het zegt: ‘Belijden we onze zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.‘  Of vers 7: ‘Maar gaan we onze weg in het licht, zoals hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde.‘

Kol.2:13 en de teksten uit Hebreeën zeggen dat onze vergeving volledig is gerealiseerd in de dood van Christus, maar 1 Joh.1:9 en 1:7 zeggen dat onze vergeving in heiliging afhangen van onze belijdenis van zonden en onze wandel in het licht.

De goede manier om met deze Bijbelse spanning goed om te gaan bestaat uit het zetten van twee stappen.

Wie ook maar wil moet komen

We moeten onderscheid maken tussen aan de ene kant het verkrijgen en de blijvende zekerstelling van onze vergeving voor eens en altijd door de dood van Jezus en aan de andere kant het persoonlijk bezitten daarvan en je erover verheugen wat naar ons toekomt door het geloof. Op grond van de dood van Jezus zijn onze zonden vernietigd, aan het kruis genageld, de schuld is volledig betaald. De betaling en de zekerstelling zijn dus voor eens en altijd volbracht – hoeven nooit te worden herhaald, zijn permanent, onfeilbaar voor al Gods kinderen toen Christus stierf. Maar dat persoonlijk ontvangen, het eigen maken, de vreugde van die betaling en zekerstelling komen naar Gods kinderen alleen door geloof in Christus – eenheid met Christus in het geloof.

Ik zeg dat vanwege teksten als Hand.10:43: ‘iedereen die in hem gelooft krijgt door zijn naam vergeving van zonden’ en Rom.3:28: ‘Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven’.

We zijn dus gerechtvaardigd, inclusief vergeving van zonden en verzoend met God, door het geloof.

En de reden dat er geen conflict, geen spanning is, tussen de absolute zekerheid van de vergeving die gerealiseerd is met de dood van Christus en het feit dat deze vergeving afhangt van het feit dat Gods kinderen tot geloof in Christus komen – de reden dat er geen conflict, geen gevaar bestaat dat er iemand mist die daarvoor gestorven is dat God in zijn soevereiniteit erop toeziet dat allen voor wie de schuld volledig betaald is ook daadwerkelijk tot geloof komen.

Er zijn geen uitvallers.

‘Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen; en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister. Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters’(Rom.8:29-30).

Hij ziet daarop toe. Dat is de eerste stap om de spanning tussen Kol.2:13 en 1 Joh.1:9 op te lossen.

Belijd en vecht 

Hier is de andere.

De Bijbel zegt dat er sporen zijn die Gods volk draagt dat laat zien dat ze daadwerkelijk Gods volk zijn en echt bij Christus horen – echt wedergeboren en echt een met Jezus. Door deze sporen kunnen we weten dat voor onze zonden echt betaald is en dat onze vergeving echt gegarandeerd is in het bloed van Jezus. En een van deze sporen is hoe wij omgaan met de blijvende zonde in ons leven. Dat is de complicerende factor: christenen zondigen.

Dat is waar Johannes het over heeft in 1 Joh.1:8: ‘Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons’.

De vraag is dus: als jij een echt kind van God bent, en als er voor je zonden echt en volledig betaald is, hoe ga je daar mee om? Wat denk en doe je ten aanzien van die doorgaande zonde? Welke sporen laat jij zien?

Hier zijn twee bijbelse antwoorden:

Kol.3:3: ‘U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God’.

Hier wordt een wonderlijke, volledige redding geschreven. Wij zijn al thuis.

Vervolgens komt Kol.3:5: ‘Laat dus wat aards in u is afsterven: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten en ook hebzucht’.

Een spoor van hen van wie de zonden volledig afbetaald zijn is dus dat ze tegen hun zonden strijden. We laten ze afsterven. Maar dat kun je niet doen als je ze niet erkent – dat wil zeggen belijdt dat je zonden hebt.

Het tweede spoor is belijden (1 Joh.1:9).

Om tegen je zonden te vechten moet je ze belijden. Als je denkt dat je ze niet hebt, als je ze niet belijdt, ‘ja ik heb gezondigd en ik heb er spijt van”, vecht je niet. ‘Belijden we onze zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad’. Als we onze zonden niet belijden – zegt Johannes – leven we in een waan. We liegen, misleiden, maken God tot een leugenaar en zijn niet gered. Als we geloven dat we geen zonden hebben en dat het niet nodig is om tegen ze te vechten leven met een illusie en zonder redding. Belijdenis van zonden is niet de basis van onze vergeving; het is een van de sporen die laat zien dat we echt in Christus zijn, waar alle zonden door zijn bloed bedekt zijn.